|
|
Twee brochures
Het ontstaan van bet Centraal Genootschap is te danken aan een
onderwijzer uit Egmond aan Zee. Alle enigszins ingewijden
weten dan meteen dat die onderwijzer A. C. Bos heette. Hij heeft
immers lange tijd in het Genootschap een grote rol gespeeld.
Maar hoe was Bos nu eigenlijk aan zijn ideeën gekomen?
Dat is een mooie geschiedenis. Toen in 1896 de Prins Hendrik
Stichting in Egmond aan Zee een nieuw gebouw kreeg en de oude
zeelieden, die daar oorspronke!ijk woonden, verhuisd waren naar
een nieuwe inrichting, bleef dat oude huis leeg staan. Onderwijzer
Bos schreef een ingezonden stuk in bet Algemeen Handelsblad waarin
hij er de aandacht op vestigde dat dit huis geschikt zou kunnen
worden gemaakt als verblijf voor zwakke en behoeftige kinderen,
voor wie verpleging aan zee nodig was. Inderdaad werd als gevolg
van dit ingezonden stuk in dat oude huis de Folminastichting,
later de Hendrikastichting genoemd, gevestigd, die naast volwassenen
ook kinderen verpleging bood. Het waren voornamelijk patiënten
uit Amsterdam. Bos, gegrepen door de gedachte wat er al niet
met zo’n gebouw in bet belang van bet zwakke en behoeftige
kind zou kunnen worden gedaan, sloeg aan bet studeren en stelde
zich op de hoogte van alles wat er maar te lezen viel over dit
onderwerp. Hij maakte vele notities en begon tenslotte een brochure
over gezondheidskolonies te schrijven. Hij kwam zodoende in aanraking
met de secretaris-penningmeester van de Vereeniging Rotterdamsche
Gezondheidsko!oniën G. L. Zwartendijk, die in 1897
ook een brochure had geschreven getiteld:" Een twintigjarig
jubileum" met a!s ondertitel "Eene studie op sociaal gebied";
bet was voor een deel een bewerking van een boekje van dominee
Bion,
aangevuld met gegevens over Nederland.

Onderwijzer A.C. Bos. Op de bres voor het zwakke kind
Zwartendijk kwam tot een sombere conclusie:
"Het is met
een gevoel van beschaming en nochthans met waardeering, als
ik bij ons rondzie, wat voor het zwakke hulpbehoevende schoolkind
der volksklasse wordt gedaan. Het liedje van het “Weldoend
Nederland” is ons zoo dikwijls voorgezongen, dat wij
er op zijn ingeslapen. Een blik op hetgeen in het buitenland
wordt
gedaan. moet ons wel de illusie ontnemen, tenminste voor zooverre
die weldadigheid zich het zwakke kind aantrekt".
Maar
hij koesterde ook een brok verwachting:
"Ondanks miskenning,
die
onze Vereeniging en ook mij niet gespaard is, zal ik mij aan
de zaak blijven wijden en ten slotte moeten wij slagen. Het
gaat niet meer aan tegenover het streven van zoovelen in geheel
Europa
en de resultaten in ieder beschaafd land verkregen met een
medelijdend lachje de schouders op te halen! Er zijn helaas
in alle standen
menschen, die “niet mee doen aan die ziekelijke filantropie!”,
die allerlei bezwaren weten uit te denken, bij velen, een reden
om de hand op de zak te houden, bij anderen, onbekendheid met
de nooden van het volk, bij alle tegenstanders zonder onderscheid,
geheele onbekendheid met de Gezondheids-Koloniën,
maar Goddank! aan hen behoort de toekomst niet. Ook zonder
hen, zullen
goede en nuttige instellingen in ons land hun weg vinden, in
iederen stand is een breede schare van medelijdende, helderdenkende
goede menschen en op hen, op hen allen, van welken stand of
rang zij zijn, doe ik een beroep op medehulp en steun; het
lidmaatschap
is zoo gering,[ 1,-- of [2,50 per jaar kan bijna voor niemand
een bezwaar zijn’. Met als slot de peroratie dat hier
een brok zorg ligt ‘waarin alle partijen, van welke politieke
kleur ook, zich kunnen vereenigen en de handen in een slaan!’
Het boekje van Zwartendijk werd slechts gedrukt in een oplage
van 500 exemplaren en was niet in de handel verkrijgbaar.
Toen Bos en Zwartendijk contact hadden gekregen, spoorde
laatstgenoemde de onderwijzer aan om toch vooral zijn boekje
te voltooien.
Hij gaf hem zelfs toestemming, omdat zijn brochure toch was
uitverkocht,
daaruit veel over te nemen; vooral over Nederlandse koloniehuizen.
Zo kwam "Gezondheids-kolonies" door A. C. Bos in 1899 van
de persen van Egmond’s snelpersdrukkerij. Ruim honderd
pagina’s. Uitgegeven ten voordele van het "Herstellingsoord
voor Nederlandsche Onderwijzers". Het hoofdbestuurslid van
de Bond vertelde in het voorwoord dat zijn bond verbeteringen
in
de toestand van het lager onderwijs wenste; verder diende
naast voeding en kleding van de scholieren ook gelet te worden
op andere
dingen die tot de verzorging van het lichaam behoorden. Bos
zelf legde in het begin van zijn werkje uit waar het om ging.
In zijn
later zo bekend geworden stijl.
"Wanneer zich eene
behoefte doet gevoelen, er zal ook in voorzien worden;
het is een stalen
wet. Aan enkele bevoorrechte personen is het gegeven om
de behoefte duidelijk te zien en te omschrijven en om de middelen
tot verbetering
aan te wijzen en toe te passen. De eisch eener doeltreffende
volksopvoeding stelt eene zooveel mogelijk krachtige
en gezonde kinderbevolking op den voorgrond. De gezondheidstoestand
der arbeiderskinderen, inzonderheid in de groote steden,
is er bij den enormen vooruitgang der bevolkingscentra
niet op verbeterd.
De uitbreiding van de groote steden
met hare opeenhooping
van huizen, waarin voornamelijk de arbeidersgezinnen in
kleine, onvoldoende hokken bijeen wonen, het groote aantal kinderen
in deze huisgezinnen en de in verhouding daarmede ontoereikende
verdiensten, die behalve het allernodigste geene buitengewone
uitgaven kan lijden, hebben toestanden in ‘t leven
geroepen, die voor het opkomende geslacht zeer bedenkelijke
gevolgen kunnen hebben.
Eén dier gevolgen is de verbreiding van
scrophulose in hare verschillende stadiën en vormen. Sedert
lang heeft men in verschillende landen en ook hier kinderziekenhuizen
opgericht, waar deze en andere ziekten, voornamelijk ernstige
geva!len, behandeld worden. Hoe meer men zich echter ging bezig
houden met de verbetering van de heffe des volks, des te meer
kreeg men de overtuiging, dat tegen bovengenoemden volksvijand
andere middelen dan het oprichten van ziekenhuizen moesten
worden aangewend’.
De lezer begrijpt al waar Bos been wil.
Er moeten gezondheidskolonies komen. Bos vertelt dan zeer nauwkeurig
wat er in het buitenland is en wordt gedaan en hoe bet allemaal
in Nederland gelopen is - prachtig historisch materiaal— en
trekt dan zijn conclusies.
"Vele arme, zwakke kinderen
uit de steden missen en goed voedsel en reine lucht. Door hen
gedurende enkele weken naar buiten te brengen en tevens goed
te voeden, wordt hun niet alleen eene prettige vacantie verschaft
en daarbij eene tijde!ijke verbetering, maar ook en vooral een
blijvenden vooruitgang. Het verblijf in de vacantie-kolonie
maakt veel goed van wat het kind in groei ten achter is, maar
ook, het werkt in de toekomst veel goeds uit voor de gezondheid.
Vele kinderen, die hun ondergang nabij zijn, worden van de rand
van bet graf gered, ze worden krachtiger, krijgen meer levenslust
en keeren met voldoende weerstandsvermogen naar huis terug om
vele schadelijke invloeden te kunnen weerstaan. De kiem
van menige kwaal wordt gedood, die zich anders zou ontwikkeld
hebben. Nogmaals, de vacantiekolonies geven dubbel voordeel,
een oogenblikkelijk genot voor de zoo karig bedeelden, maar eene
blijvende verbetering voor de gezondheid. De vacantien zijn
er voor om lichaam en geest van onderwijzer en leerling op te
frissenen en meer kracht te geven. De gegoeden gaan met hunne
kinderen naar woud, zee of bergen, de geneesheeren schrijven
luchtsverandering voor aan overspannen of afgematte gestellen.
Het kind der armen blijft echter thuis, hij zijne aardappels
met mosterd- of azijnsaus, in zijn hokkerige woning, waar lucht
noch zonneschijn vaak doordringen. Ook hem komt herstellende
rust toe, ‘t is zwak en moede beide’.
En of nu bet
nut van vakantiekolonies zo groot is?
Stellig, volgens Bos. Hij
geeft getuigenissen van artsen en van de toen zo genoemde hygienisten.
"De verstandelijke ontwikkeling van kinderen, zo concludeert
hij, zal sterk vooruitgaan. Het kind denkt in een kolonie niet
aan werken, maar het !eert er veel. Als goed onderwijzer behandelt
Bos vervolgens alle schoolvakken. En niet te vergeten de zedelijke
opvoeding en de liefde. ‘Liefde is het, die de kinderen
ter verkwikking naar buiten gezonden heeft; liefde ontvangen
deze van hunne geleiders; liefde omringt hen en gevoelen zij
elk uur van den dag. De onderwijzers en onderwijzeressen zijn
zorgvolle ouders geworden, wier toewijding zij ondervinden tot
zelfs des nachts. Liefde wekt wederliefde, vooral bij bet kind,
dat aan geen bijoogmerken denkt. Voor liefde moet de wraakzucht
wijken, die als een giftige hartstocht reeds sluimert in menig
kindergemoed’. Beleefdheid en voorkomendheid leven
weer op; schelden en naroepen verdwijnen; gevoelens van gelijkheid
en rechtvaardigheid ontwikkelen zich: bet kind wordt hulpvaardig
en gedienstig; ledigheid en verveling verdwijnen: orde, netheid
en zindelijkheid maken ze voor bet eerst mee. Wat wil men
nog meer?"
In één woord:
de vacantie-kolonie is een huishoudschool, waar bet voorbeeld
de eerste leeraar is. Die omgeving van orde, reinheid en liefde
geeft het een open oog voor — om een oude uitdrukking te
gebruiken — het ware, schoone en goede. De verbeelding
wordt gewekt en het schoonheidsgevoel ontwikkeld. We hopen
genoegzaam te hebben aangetoond, dat in de vacantiekolonies
in ‘t algemeen de deugd wordt aangekweekt en daarnaast
het beste middel voor eene goede opvoeding: het geluk’.
Kan bet mooier worden gezegd? Maar een boekje schrijven is echt
niet voldoende om een zaak van de grond te krijgen. En hier is
weer een verhaal op zichzelf te vertellen.
Bos en Zwartendijk
gingen op een goede dag een kijkje nemen in Oostvoorne, waar
het Rotterdamse koloniehuis stond. Toen de beide heren met de
boot terugvoeren naar Rotterdam — want zo ging dat toen — kwam
bet gesprek op de moeilijkheid waarvoor kleinere plaatsen gesteld
werden die niet konden denken aan uitzending van kinderen naar
eigen koloniehuizen.
En zó, inderdaad zó, ontstond
op die boottocht de gedachte dat kleinere verenigingen zouden
moeten gaan samenwerken; dat betekende dat besturen van verenigingen
in kleinere plaatsen zich met e!kaar zouden moeten verstaan om
gezamenlijk de noodzakelijke gebouwen te stichten. Daar lag de
kiem van het denkbeeld om een centrale vereniging voor gezondheidskolonies
te stichten.
Toen daarop de Bond van Nederlandsche Onderwijzers
een actie op touw zette om gezondheidsko!onies voor kinderen
te stichten, besloot de afdeling Alkmaar, op initiatief van Bos,
om aan de algemene vergadering van deze bond voor te stellen
om een centraal genootschap voor kinderherstellings- en vakantiekolonies
op te richten.
Dat voorstel, natuurlijk door Bos warm verdedigd,
werd in december 1899 aangenomen, waarna door bet hoofdbestuur
een speciale commissie werd ingesteld. Die begon met een
enquête te houden onder artsen. Met deze vragen: ‘Is
het u in uwe praktijk dikwijls voorgekomen, dat u voorjeugdige
patiënten het zenden naar eene gezonde streek en hygienische
omgeving noodig oordeelde? Hoeveel malen zou u bij benadering
in de laatste twee jaren tot zenden naar een herstellingsoord
geadviseerd hebben, indien u voor de ouders opvolging van dat
advies had mogelijk geacht, dat is wanneer er inrichtingen waren
geweest, die kosteloos of tegen vergoeding, evenredig aan
de krachten der ouders zouden hebben kunnen opnemen?’
Uit
deze enquête bleek dat er inderdaad duizenden kinderen
van onvermogende of minvermogende ouders waren die bij gebrek
aan inrichtingen verstoken bleven van en zeer wenselijk
en soms onontbeerlijk geneesmiddel.
Daarnaast had ook Zwartendijk in een artikel in het Tijdschrift
voor Armenzorg van 1900 gepleit voor bet denkbeeld dat kleinere
plaatsen zich met elkaar dienden te verstaan om dan gezamenlijk
koloniehuizcn te bouwen:
bij sprak daarbij van coöperatie. Het genomen initiatief
heeft succes gehad:
Op 2O oktobcr 1900 werd te Utrecht een druk bezochte vergadering
gehouden waar in principe bes!oten werd tot oprichting van
een "Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantieko!onies".
Op die vergadering waren in totaal 60 personen aanwezig die 40
verenigingen en
organisaties vertegenwoordigden, waaronder verschillende verenigingen
voor gezondheidskolonies,
de Maatschappij tot Nut van ‘t
Algemeen,
de Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
het Nederlandsche
Onderwijzersgenootschap
en de vereeniging Volksonderwijs.
Als sprekers hoorde men daar
de econoom en staatsman Mr.
M. W. F. Treub,
de schoolopziener C. A. Zelverder,
de arts
W. Kouwenhoven
en natuur!ijk A. C. Bos.
Vooral Treub gaf een principieel verhaal ten beste. Met veel
inzicht, zoa!s aansluiting van bestaande verenigingen en
stichting van nieuw; het oprichten van afdelingen; en het bouwen
van nieuwe koloniehuizen door een centraal genootschap, en
dat in de eerste plaats ten behoeve van kinderen voor wie door
leden
van het genootschap plaatsing zou worden gevraagd.
Duidelijk kwam
op de vergadering de wens naar voren om eigen huizen op te richten
en te exploiteren,
een aangelegenheid waarover in later tijd nog wel eens is
gediscussicerd, maar waaraan men altijd is blijven vasthouden.
Toen in beginsel tot oprichting van bet Genootschap was besloten,
werd een voorlopig bestuur gekozen. Mr. A. Kerdijk bepleitte ter
wille van een vruchtbare propaganda nog meer personen, wier naam
en positie vertrouwen inboezemden, te benaderen. Al die dames
en heren ondertekenden cen circulaire om tot de definitieve oprichting
over te gaan. Hun namen mogen hier wel genoemd worden. Het waren
Jhr. Mr. W. C. A. Alberda van Ekenstein, voorzitter van een
Groningse vereniging voor gezondheidskolonies,
mevrouw W. C. S.
Drucker-de Koning uit Leiden,
Mr. A. Kerdijk,
Prof. C. F. A. Koch
te Groningen,
Dr. W. Kouwenhoven uit Oostvoorne,
mejuffrouw
A. Snellen, presidente van de vereniging Naar Buiten te Harderwijk,
Prof. S. Talma te Utrecht,
P. L. Tak uit Amsterdam, hoofdredacteur
van Het Volk en oprichter van De Kroniek,
Prof. H. Treub uit Amsterdam,
verloskundige en vrouwenarts,
C. A. Zelvelder, schoolopziener te
Heerenveen,
en G. L. Zwartendijk, de ons reeds bekende secretaris
van de Rotterdamse vereniging voor gezondheidskolonies,
waarnaast
dan nog een voorlopig bestuur werd gekozen.
Op 24 december 1901 werd door 51 personen in Amsterdam het Centraal
Genootschap opgericht. Men was de overtuiging toegedaan dat hetgeen
hier en daar, en veelal met ontoereikende middelen, op dit gebied
verricht werd, een voortdurende zorg van het gehele Nederlandse
volk moest worden. Kern van bet werk diende het verenigen
van kleine groepen te worden om zo tot effectieve hu!pverlening
te kunnen komen.
|